, [], Whether the Old Law should have induced men to the observance of its precepts, by means of temporal promises and threats?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want de Heere heeft gezegd: [53]Daarom dat dit volk [tot Mij] nadert met zijn mond, en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en [54]hun vreze, [waarmede zij] Mij [[55]vrezen], mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn; 53. Dusdanigen waren ten tijde van Christus de farizeen en schriftgeleerden, ja, ook verre het grootste deel van het volk; daarom past Christus deze spreuk op hen; Matth.15:8; Mark.7:6. 54. Hebreeuws, hunne vrees aan, of tot mij. 55. Dat is, dienen.